Verzet minderjarigen tegen teruggeleiding naar de VS

In een uitspraak van 22 september 2010 heeft het Gerechtshof Den Haag geoordeeld over het volgende geval van internationale kinderontvoering. Partijen waren in de jaren 90 getrouwd in de Verenigde Staten en hun twee kinderen, inmiddels 13 en 11 jaar oud, waren in de Verenigde Staten opgegroeid. Op enig moment waren partijen gescheiden en hun twee kinderen hadden vervolgens gedurende een korte periode wisselend in de Verenigde Staten en in Nederland gewoond. In 2010 keerde de moeder terug naar de Verenigde Staten en de vader bleef met de kinderen in Nederland wonen. De Rechtbank besliste vervolgens, naar aanleiding van een daartoe door de moeder ingediend verzoek, dat de kinderen terug dienden te keren naar de Verenigde Staten. De vader stelde hoger beroep in bij het Gerechtshof Den Haag tegen deze uitspraak, want hij wilde de kinderen bij zich houden, in Nederland.

Het Gerechtshof Den Haag oordeelde dat sprake was van ongeoorloofde overbrenging van de kinderen naar Nederland in de zin van het Haags Kinderontvoeringsverdrag, aangezien de kinderen in de VS waren opgegroeid en dus daar hun gewone verblijfplaats hadden. Bovendien had de moeder tijdig een verzoek ingediend tot teruggeleiding van de kinderen naar de VS. Desalniettemin wees het Hof het verzoek van moeder om teruggeleiding van de kinderen naar de VS, alsnog af, en wel om de volgende reden.

Op grond van artikel 13 lid 2 van het Haags Kinderontvoeringsverdrag is de rechter niet gehouden de terugkeer van het kind te gelasten, indien hij vaststelt dat het kind zich verzet tegen zijn terugkeer en een leeftijd en mate van rijpheid heeft bereikt die rechtvaardigt dat met zijn mening rekening wordt gehouden. Het Hof overwoog dienaangaande dat de minderjarigen zich ten overstaan van het hof stellig en met klem hadden verzet tegen terugkeer naar de leefsituatie bij hun moeder in de Verenigde Staten, die – zo begreep het hof – werd gekenmerkt door afzondering en sociaal isolement van de minderjarigen. Uit de verklaringen van de minderjarigen leidde het Hof af dat zij niet enkel de voorkeur gaven aan een verblijf in Nederland, maar dat hun verlangen om in Nederland te blijven stoelde op door de minderjarigen aangevoerde concrete feiten en omstandigheden, ten gevolge waarvan zij niet wensten terug te keren naar de VS. Dit was naar het oordeel van het hof voldoende om vast te stellen dat zij zich verzetten tegen een terugkeer naar de Verenigde Staten.

Het hof was voorts van oordeel dat beide minderjarigen een leeftijd en mate van rijpheid hebben bereikt die rechtvaardigde dat met hun mening rekening werd gehouden. Het hof acht zich derhalve niet gehouden hun terugkeer naar de Verenigde Staten te gelasten en wees het door de Centrale Autoriteit ingediende verzoek tot teruggeleiding van de minderjarigen naar de Verenigde Staten af.

mr. Laura Cassese, advocaat & NMI gecertificeerd mediator te Almelo

About
echtscheiding, huurecht, vastgoedrecht, personen- en familierecht, mediation, alimentatie, gezag, curatele, incasso, bewind, mediator, overeenkomstenrecht, aansprakelijkheidsrecht, burenrecht, wanprestatie, naamswijziging, omgang, hoofdverblijf, mentor, strafrecht