Omgangsregeling vastgesteld tussen oma en kleinkind

Op 13 oktober 2010 heeft het Gerechtshof Den Haag op verzoek van de oma van een minderjarig kind, een omgangsregeling tussen de oma en het minderjarige kind vastgesteld. De moeder van de minderjarige in deze zaak verbleef in een Huis van Bewaring en de minderjarige was onder toezicht gesteld van Bureau Jeugdzorg.

Volgens oma had de Rechtbank ten onrechte geoordeeld dat een omgangsregeling tussen oma en de minderjarige niet verantwoord en niet in het belang van de minderjarige zou zijn. Zij was van mening dat er een nauwe persoonlijke betrekking tussen haar en de minderjarige bestond en dat er voor het niet vaststellen van een omgangsregeling geen reden was. Zowel de moeder van de minderjarige als Bureau Jeugdzorg waren van mening dat het verzoek van de oma tot vaststelling van een omgangsregeling, diende te worden afgewezen. Volgens de pleegouders had de minderjarige behoefte aan contact met oma.

Ter terechtzitting in hoger beroep was komen vast te staan dat de minderjarige, toen zij nog bij haar moeder thuis woonde, veel contact had oma. Oma had een grote rol gespeeld in het leven van de minderjarige en, zoals door de Rechtbank onbestreden was vastgesteld, stond zij in een nauwe persoonlijke betrekking tot de minderjarige.

De Raad voor de Kinderbescherming had ter terechtzitting verklaard geen bezwaar te hebben tegen het vaststellen van een omgangsregeling tussen de minderjarige en oma, zeker nu ook de hulpverleners rond en de dagelijkse verzorgers van de minderjarige verklaard hadden dat een omgangsregeling mogelijk zou moeten zijn. Voorts had de Raad voor de Kinderbescherming betoogd dat omgang goed voor de minderjarige zou zijn teneinde de gebeurtenissen die in het verleden hadden plaatsgevonden een plaats te kunnen geven. De Raad benadrukte dat het leven van de minderjarige was stilgevallen sinds de inhechtenisneming van de moeder. Het leven van de minderjarige stond op losse schroeven en er bestond onzekerheid over haar toekomst, ook bij de minderjarige. Het was dan niet vreemd dat de minderjarige haar leven wilde organiseren en contact wenste en zocht met haar familie, aldus de Raad voor de Kinderbescherming.

Gelet op met name de verklaring van de Raad voor de Kinderbescherming en de pleegouders, alsmede op de verklaring van de moeder dat de grootmoeder belangrijk was voor de minderjarige, was het hof van oordeel dat op termijn, zodra er meer zekerheid bestond over de – al dan niet – plaatsing in een nieuw (netwerk)pleeggezin, een omgangsregeling tussen de minderjarige en de grootmoeder in het belang was van de minderjarige. Thans diende alvast een aanvang te worden gemaakt met het herstellen van het contact. Daartoe bepaalde het Hof dat de minderjarige begeleid de grootmoeder diende te ontmoeten, een à twee keer in het komende kwartaal. De contacten dienden plaats te vinden in een voor de minderjarige veilige omgeving, door Jeugdzorg te bepalen en onder begeleiding van Jeugdzorg.

mr. Laura Cassese, advocaat & NMI gecertificeerd mediator te Almelo

About
echtscheiding, huurecht, vastgoedrecht, personen- en familierecht, mediation, alimentatie, gezag, curatele, incasso, bewind, mediator, overeenkomstenrecht, aansprakelijkheidsrecht, burenrecht, wanprestatie, naamswijziging, omgang, hoofdverblijf, mentor, strafrecht