Ondertoezichtstelling kind ongedaan maken/voorkomen

In een uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 13 oktober 2010 heeft het Hof een eerdere uitspraak van de Kinderrechter waarbij de kinderen onder toezicht waren gesteld van Jeugdzorg, vernietigd. Volgens het Hof was niet voldaan aan de wettelijke criteria voor ondertoezichtstelling zoals genoemd in art. 1: 254 BW; volgens deze criteria kan een kind slechts onder toezicht worden gesteld indien het zodanig opgroeit, dat zijn zedelijke of geestelijke belangen of zijn gezondheid ernstig worden bedreigd, en andere middelen ter afwending van deze bedreiging hebben gefaald of, naar is te voorzien, zullen falen.

Bij een verzochte ondertoezichtstelling is het dus van groot belang om als ouder/advocaat van de ouder te betwisten dat voldaan is aan deze wettelijke criteria en dit te onderbouwen met bewijsstukken waaruit blijkt dat het goed gaat met de kinderen, bijvoorbeeld een brief van de school of van het kinderdagverblijf van de kinderen, een rapport van de gezinsbegeleid(st)er. Tevens kan het van belang zijn om duidelijk te maken dat de ouder indien nodig openstaat voor hulpverlening in het vrijwillige kader, teneinde een ondertoezichtstelling te voorkomen.

De advocaat van moeder had in deze zaak met bewijsstukken onderbouwd dat de kinderen ten onrechte onder toezicht waren gesteld, nu gesteld noch gebleken was dat sprake was van een ernstige bedreiging van de ontwikkeling van de kinderen en er bovendien hulpverlening binnen het vrijwillig kader plaatsvond. Uit de overgelegde stukken was gebleken dat de moeder haar volledige medewerking aan de hulpverlening in het vrijwillig kader ten behoeve van haarzelf en de kinderen had verleend en dat deze hulpverlening in het vrijwillig kader kon worden voortgezet. Daarnaast bleek uit de verslagen van school en het kinderdagverblijf, alsmede uit de voortgangsrapportage van de gezinsbegeleider dat het goed ging met de kinderen. Uit deze stukken bleek dat de kinderen op school en in de kinderspeelzaal normaal meedraaiden, dat zij zich aanpasten aan en luisterden naar de leidsters. Kortom, zij vielen in hun gedrag niet op.

Het Hof was daarom van oordeel dat van meet af aan niet was voldaan aan de wettelijke gronden voor een ondertoezichtstelling, nu niet was gebleken van een ernstige bedreiging van de ontwikkeling van de kinderen. Daartoe overwoog het hof dat uit de raadsrapporten weliswaar zorgen ten aanzien van de ontwikkeling van de kinderen en de opvoedingsstijl van de moeder naar voren kwamen – zij zou de kinderen onvoldoende structuur bieden – doch naar het oordeel van het hof was niet gebleken dat (hierdoor) de ontwikkeling van de kinderen ernstig was of werd bedreigd. De enkele stelling van de Raad voor de Kinderbescherming en Jeugdzorg dat de kinderen baat hebben bij meer structuur en regels in de opvoeding, achtte het hof onvoldoende om een zo ernstige bedreiging aan te nemen. Uit het concept voortgangsrapportage gezinsbegeleiding kwam bovendien naar voren dat de opvoedingsstijl van de moeder geen negatief effect voor de ontwikkeling van de kinderen had en dat de resultaten van de gezinsbegeleiding gunstig bleven.

Nu van meet af aan geen sprake was geweest van een ernstige bedreiging van de ontwikkeling van de kinderen, diende reeds op deze grond het verzoek tot ondertoezichtstelling van de kinderen alsnog te worden afgewezen, aldus het Hof.

mr. Laura Cassese, advocaat & NMI gecertificeerd mediator te Almelo

About
echtscheiding, huurecht, vastgoedrecht, personen- en familierecht, mediation, alimentatie, gezag, curatele, incasso, bewind, mediator, overeenkomstenrecht, aansprakelijkheidsrecht, burenrecht, wanprestatie, naamswijziging, omgang, hoofdverblijf, mentor, strafrecht