Toekenning ouderlijk gezag aan één ouder

Het Gerechtshof Den Haag heeft in een uitspraak van 1 december 2010 het ouderlijk gezag van beide oude ouders in die zin gewijzigd dat dit in het vervolg alleen aan moeder toekwam.

De advocaat van moeder had in deze zaak aangevoerd dat de minderjarige een uitgebreide medische historie had en dat bij gezamenlijk gezag beide ouders hun toestemming dienen te geven voor iedere medische behandeling van enig belang. Aangezien de communicatie tussen partijen niet soepel verliep, zij niet op één lijn zaten wat betreft de opvoeding van de minderjarige en de vader wantrouwend was ten aanzien van het inzicht van de moeder aangaande de opvoeding, was het volgens de moeder in de praktijk niet realistisch dat de vader in de toekomst ook zijn toestemming zou geven. Gelet hierop was de moeder van mening dat het door de Rechtbank vastgestelde gezamenlijk gezag diende te worden beëindigd en zij alleen met het ouderlijk gezag over de minderjarige diende te worden belast.

Volgens de criteria opgenomen in artikel 1:251a BW, kan de rechter op verzoek van de ouders of één van hen bepalen dat het gezag over het kind aan één ouder toekomt indien er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of indien wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.

Het hof was van oordeel dat uit de stukken en het verhandelde ter zitting was gebleken dat er op dit moment geen goede basis aanwezig was voor de uitoefening van het gezamenlijk gezag en overwoog daartoe als volgt. De minderjarige werd feitelijk alleen door de moeder opgevoed, aangezien de vader in het buitenland woonde. Partijen voerden al geruime tijd een (gerechtelijke) strijd over de uitvoering van de regeling met betrekking tot het contact tussen de vader en de minderjarige. Het Hof was ter terechtzitting gebleken dat de ouders uiteenlopende opvattingen over de opvoeding van de minderjarige hadden en dat de communicatie tussen hen al geruime tijd slecht verliep. Het was voor de ouders niet mogelijk geweest om met betrekking tot belangrijke beslispunten – de verkrijging van een paspoort en medicatie voor de minderjarige – in gezamenlijk overleg een beslissing te nemen en deze zaken te regelen.

Van een gezamenlijke gezagsuitoefening kan naar het oordeel van het Hof geen sprake zijn indien partijen niet in staat zijn belangrijke beslissingen aangaande de opvoeding van de minderjarige in onderling overleg te nemen. Het hof was gebleken dat de partijen weinig vertrouwen hebben in elkaar als opvoeders. Hierdoor had de minderjarige niet de mogelijkheid om onbevangen te zijn in het contact met de vader en leverde het contact met de vader zoals dit thans was geregeld spanningen op bij de minderjarige, die zich uiten in lichamelijke en psychische klachten. De ouders waren niet in staat gebleken deze situatie ten positieve te keren. Gelet op de omstandigheid dat deze situatie al geruime tijd bestond, had het hof niet de verwachting dat hierin op korte termijn verbetering zou komen. Onder deze omstandigheden achtte het hof het noodzakelijk in het belang van de minderjarige om de moeder voortaan alleen met het ouderlijk gezag over de minderjarige te belasten.

mr. Laura Cassese, advocaat & NMI gecertificeerd mediator te Almelo

About
echtscheiding, huurecht, vastgoedrecht, personen- en familierecht, mediation, alimentatie, gezag, curatele, incasso, bewind, mediator, overeenkomstenrecht, aansprakelijkheidsrecht, burenrecht, wanprestatie, naamswijziging, omgang, hoofdverblijf, mentor, strafrecht