verhuur recreatiewoning risicovol

Een kortstondig huurcontract?

Rechtbank Zutphen

18 mei 2011

LJN:  BQ5057 (rechtspraak.nl)

( mr. G. Vrieze)

 

Aard van korte duur. Huuropzegging. Instemming huurder.

 

[7: 232 lid 2 BW,  7: 271 BW 7: 272 BW]


Verhuurder verhuurt aan huurster ingaande 25 april 2008 een recreatiewoning voor de duur van 1 jaar. Afgesproken is dat het om gebruik van een recreatiewoning “naar aard van korte duur” gaat. Bij brief d.d. 27 mei 2010 aan de huurster meldt de verhuurder dat zijn verblijf in Nieuw Zeeland langer heeft geduurd maar dat hij nu definitief weer zijn intrek in de woning wenst te nemen. Indien geen sprake is van een huurovereenkomst naar zijn aard van korte duur, zegt de verhuurder de huur op wegens de omstandigheid dat hij de woning weer dringend nodig heeft. In verband met de aanwezigheid van houtworm moet de woning gegast worden en dient aangetast houtwerk te worden hersteld. Rond kerst 2010 verlaat de huurder de woning. Vanaf die tijd staakt de huurder de huurbetalingen. Op 24 maart 2011 hebben de bestrijdingswerkzaamheden plaatsgevonden. De huurster vordert in kortgeding de vrije toegang tot de woning op straffe van dwangsommen. Volgens de huurster is de huur niet geëindigd en heeft de verhuurder haar niet op de hoogte gehouden van de voortgang van de werkzaamheden. Verhuurder stelt zich op het standpunt dat de huur is geëindigd aangezien huurster de woning in december 2010 heeft verlaten en ontruimd en sinds die tijd ook geen huur betaalt. De voorzieningenrechter oordeelt dat de enkele vermelding in de huurovereenkomst dat het gaat om gebruik naar zijn aard van korte duur niet betekent dat sprake is van een huurovereenkomst waarop de huurbeschermingsregels niet van toepassing zijn. Ook ontbreekt een diplomatenclausule in de huurovereenkomst. Na het verstrijken van de einddatum is de huurovereenkomst bovendien verlengd. De huurovereenkomst loopt op grond van artikel 7: 272 lid 1 BW door tot de rechter onherroepelijk heeft beslist op de beëindigingsvordering. Deze is door de verhuurder nog niet ingesteld. Onvoldoende aannemelijk is gemaakt dat huurster heeft ingestemd met het einde van de huurovereenkomst. Huurster heeft geen  gevolg gegeven aan een ontruiming per 1 augustus 2010. Huurster heeft de woning in december 2010 verlaten omdat verhuurder haar niet informeerde over de datum waarop de werkzaamheden zouden plaatsvinden. Huurster zag zich gedwongen elders te verblijven en betaalde daarom de huur niet. Volgt veroordeling van de verhuurder tot het ter beschikking stellen van de woning op straffe van een dwangsom van maximaal € 10.000,00.

Commentaar:

Niet snel is sprake van een huurovereenkomst naar zijn aard van korte duur. Dat het om een recreatiewoning gaat, is niet voldoende.  Het overeengekomen gebruik dient ook kortstondig te zijn. Aan het laatste schortte het in deze zaak. Om problemen te voorkomen is het verstandig om een huurcontract dat echt tijdelijk bedoeld is, niet alleen als zodanig in te richten maar er ook naar te handelen. Hier liet de verhuurder de kwestie op zijn beloop. Dan rest alleen nog een reguliere huuropzegging. Een verhuurder moet zich er na opzegging van vergewissen dat een huurder inderdaad instemt met het einde van de huurovereenkomst. Vandaar dat de opzegbrief vermeld moet staan dat de huurder dit binnen 6 weken kenbaar maakt of hij al dan niet instemt met het einde ervan. Een instemming met een huuropzegging kan niet – achteraf – uit feitelijk handelen worden afgeleid.

 

DB

 

 

 

 

About
echtscheiding, huurecht, vastgoedrecht, personen- en familierecht, mediation, alimentatie, gezag, curatele, incasso, bewind, mediator, overeenkomstenrecht, aansprakelijkheidsrecht, burenrecht, wanprestatie, naamswijziging, omgang, hoofdverblijf, mentor, strafrecht