Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
7 mei 2013
LJN: BZ9779 (rechtspraak.nl)
mrs. H. de Hek, voorzitter, L. Groefsema en A.M. Koene
Begeleidingsovereenkomst. Huurovereenkomst. Samenloop. Huurbescherming.
[art. 3: 269 BW]De woningstichting verhuurt een woning aan de zorginstelling die deze op haar beurt onderverhuurt aan bewoner X. Aan de onderhuurovereenkomst is een woonbegeleidingsovereenkomst gekoppeld. Beoogd wordt om X na een jaar onderhuur (weer) zelfstandig te laten huren. In de huurovereenkomst en de woonbegeleidingsovereenkomst is vastgelegd dat X zich moet houden aan de afspraken, zich niet bedreigend mag uitlaten en geen overlast mag veroorzaken. Bij brief van 9 februari 2012 zegt de zorginstelling de woonbegeleiding met X per 10 april 2012 op. Ook zegt de zorginstelling de (hoofd)huurovereenkomst met de woningstichting per die datum eveneens op. Op 16 mei 2012 levert X de sleutels van de woning in. Een medewerker van de reclassering doet vervolgens pogingen om de sleutels weer terug te krijgen. X vordert in kort geding dat de woningstichting onbelemmerd toegang verschaft tot de woning op straffe van een dwangsom. X doet daarbij een beroep op de onderhuurbescherming van artikel 7: 269 BW. Bij vonnis van 15 juni 2012 heeft de voorzieningenrechter de vordering van X afgewezen. In hoger beroep oordeelt het hof dat de begeleidings- en onderhuurovereenkomst dermate nauw met elkaar verbonden zijn dat het eind van de eerstvermelde overeenkomst tot gevolg heeft dat de andere evenmin in stand kan blijven. Bij het wegvallen van de woonbegeleidingsovereenkomst kan niet onverminderd aanspraak worden gemaakt op het huurgenot, dat nu juist in het kader van die begeleiding aan X is toegekend. De beide overeenkomst zijn gelijktijdig aangegaan en hebben dezelfde duur. Het woongenot was daarmee onlosmakelijk met onderwerping aan de woonbegeleiding verbonden. Gelet op die koppeling moet voorlopig worden aangenomen dat als de zo wezenlijke woonbegeleiding eindigt, ook de daarmee verband houdende aanspraak om de woning te bewonen in haar kern getroffen wordt. X wordt in het ongelijk gesteld.
Commentaar:
Het komt in de praktijk regelmatig voor dat er woon-begeleidingsconstracten worden gesloten tussen zorginstellingen en mensen die vanwege een overlastverleden of psychische problematiek hulp nodig hebben. Zodra de begeleiding succes heeft, kan de woning weer rechtstreeks van de woningstichting worden gehuurd. Het hof had in dit geval ook kunnen beslissen dat het inleveren van de sleutels impliceert dat afstand wordt gedaan van het huurrecht of dat aangenomen moet worden dat de huurder in het einde bewilligt. In plaats daarvan volgt het hof in deze uitspraak de bestendige lijn uit eerdere rechtspraak dat als de begeleiding naar zelfstandig wonen centraal staat, er geen beroep kan worden gedaan op huurbescherming. Enkel begeleiding is niet voldoende. Er moet een link zijn met de verhuurde woning. Daarbij is ook van belang dat de overeenkomsten gelijktijdig worden aangegaan, met dezelfde ingangsdatum en met dezelfde contractsduur. Naar mate iemand al jaren zelfstandig woont en de begeleiding op een laag pitje staat, zou een beroep op huurbescherming wel kunnen slagen.
Diederik Briedé