De boete en de Fraudewet
Aan mensen die ten onrechte een bijstandsuitkering (op basis van de Participatiewet) ontvingen kan door de gemeente een boete worden opgelegd. Boetes moeten volgens de hoogte bestuursrechter, de Centrale Raad van Beroep (CRvB) worden afgestemd op individuele omstandigheden. Dit heeft de CRvB bepaald in 4 zaken over de Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid in bijstandszaken (Fraudewet). Voorheen werd bij bijstandsfraude een boete opgelegd die even hoog waren als het bedrag dat terugbetaald moest worden. De Raad vindt dat onterecht en stelt dat de verwijtbaarheid mee moet wegen bij het vaststellen van de boete. Als sprake is van opzettelijke bijstandsfraude dan mag een 100 % boete worden opgelegd. Bij grove schuld mag een boete worden opgelegd van 75%. De gemeente die de boete oplegt, moet opzet of grove schuld wel goed onderbouwen. Bij eenvoudige verwijtbaarheid mag slechts een boete worden opgelegd van 50%. Een boete van 25% is aan de orde bij verminderde verwijtbaarheid.
Commentaar
De praktijk zal leren of het opleggen van een boete op basis van de nieuwe Fraudewet een bijdrage levert aan de bestrijding van bijstandsfraude. Vaak gaat het om mensen die toch al weinig geld hebben, laat staan dat een boete betaald kan worden. De Centrale Raad heeft nu richting hoe moet worden omgegaan met de nieuwe Fraudewet maar het zal heel erg van de omstandigheden van het geval afhangen of en – zo ja – welke boete van toepassing is. Het kan geen kwaad om bezwaar te maken. Dat kan binnen 6 weken na het boetebesluit.
Diederik Briedé