Hennep in huurwoning, een stand van zaken.
Tegenwoordig treden woningcorporaties streng op tegen het telen van hennep in woningen. De grote hoos aan uitspraken is wel achter de rug. Leveren de toch nog gepubliceerde uitspraken nog nieuwe inzichten op?
Wat opvalt, is dat steeds meer woonwagens en standplaatsen worden gebruikt voor het inrichten van hennepplantages. De kans op ontdekking is dan minder groot, zo is kennelijk de gedachte. Met name particuliere verhuurders en parkbeheerders worden hiervan de dupe.
Vaak zal het energiebedrijf aan de bel trekken als sprake is van een forse afname van energie. Extra zuur voor de verhuurder is dat als deze het contract met de energieleverancier op naam heeft, hij voor de hoge kosten opdraait en maar moet zien deze op de wanpresterende huurder te verhalen.
Wel zie je dat er varianten op hennep opduiken. Zo worden hennepdrogerijen en knipperijen ook in woningen aangetroffen. Deze activiteiten vereisen minder technische installaties. In de regel wordt ook dan geoordeeld dat deze activiteiten niet thuishoren in een woning en onderdeel uitmaken van het productieproces van softdrugs.
Woning, woonwagen of standplaats, ook in de meest actuele jurisprudentie levert het geen discussie op dat het gebruiken van het gehuurde voor hennepteelt en aanverwante zaken in strijd is met de woonbestemming (artikel 7: 214 BW) alsook met hetgeen van een goed huurder verwacht mag worden (artikel 7: 213 BW). Aangezien elke tekortkoming de ontbinding rechtvaardigt, zal de huurder uiteindelijk aan het kortste eind trekken.
Discussie is er vaak nog wel over de vraag op wanneer nu precies sprake is van bedrijfsmatige teelt. Daarbij gaat het om het aantal planten en de aangetroffen hulpmiddelen. De aanwezigheid van 3 a 4 planten alsmede de aanwezigheid assimilatielampen kan dan al als bedrijfsmatig worden aangemerkt.
In een enkel geval komt het toch voor dat een in kort geding gevorderde ontruiming van de woning wordt afgewezen. De plantage was inmiddels ontmanteld en niet bleek dat zich een risicovolle situatie zich voordeed. Verder ging het om een huurder die er al heel lang woonde. In dat geval moest de verhuurder maar een bodemprocedure tot ontbinding van het huurcontract beginnen.
In de afweging van belangen die bij een ontruiming altijd op het spel staan, blijken rechters veel belang hechten aan het feit dat de verhuurder in samenwerking met anderen een duidelijk zero tolerance beleid voert en dat hennepteelt in de algemene huurvoorwaarden wordt verboden teneinde andere huurders te vrijwaren van overlast en om aanloop naar de woning te voorkomen.
Een veelgehoord verweer dat henneptelende huurders blijven opwerpen, is dat iemand anders de hennepkwekerij heeft geëxploiteerd. Uit artikel 7: 219 BW volgt echter dat de huurder jegens verhuurder op gelijke wijze als voor eigen gedragingen aansprakelijk is voor de gedragingen van hen die met zijn goedvinden het gehuurde gebruiken of zich met zijn goedvinden bevinden.
Ook het verweer dat de huurder zelf van niets wist vindt, uitzonderingen daargelaten, geen genade in de ogen van de rechter. Wetenschap is vaak af te leiden uit het gerommel met de meterkast of een penetrante wietlucht. Los daarvan: een huurder heeft er simpelweg voor te zorgen dat er voldoende toezicht op de woning bestaat.
Kortom: Het is nog steeds regel dat bij ontdekking van dergelijke activiteiten de huurder zijn huurwoning zal verliezen. Het strenge beleid dat woningcorporaties volgen, lijkt zijn vruchten af te werpen. De verschuiving naar woonwagens en standplaatsen noopt tot alertheid van particuliere verhuurders.
Diederik Briedé
advocaat