Verhuurder is niet sneller strafbaar bij hennepteelt.
Per 1 maart 2015 is het nieuwe artikel 11a van de Opiumwet in werking getreden dat ziet op het strafbaar stellen van het mogelijk maken van strafbare feiten op basis van deze wet. De achtergrond van het nieuwe artikel is duidelijk: politie en justitie willen hennepteelt of andere strafbare feiten in een vroeg stadium kunnen bestrijden. Een goede zaak natuurlijk.
Voorheen was het vaste rechtspraak dat het verhuren van een pand op zichzelf genomen onvoldoende reden was om van medeplegen of medeplichtigheid te spreken. Dan moest aangetoond worden dat personen daadwerkelijk samenwerkten bij hennepteelt. Dat is zeer lastig bewijsbaar.
Het nieuwe artikel beoogt de persoon die hennepteelt faciliteert strafbaar te stellen. Denk daarbij aan een persoon die zaden of installaties voor een plantage levert. Maar de wet spreekt ook over het ‘voorhanden’ hebben van ruimten. Dus formeel heeft de wet ook de verhuurder en eigenaar in het visier. Dus het antwoord op de vraag of een verhuurder / eigenaar vervolgd kan worden voor hennepteelt luidt ‘ja’.
Daar is geen discussie over mogelijk.
Vlak na de inwerkingtreding riepen diverse schrijvers om het hardst dat nu ook een onoplettende verhuurder het spreekwoordelijke ‘haasje’ is. De verhuurder blijft niet alleen achter met een vernielde ruimte en een oninbare huurachterstand van de met de noorderzon vertrokken huurder maar hangt ook nog eens gevangenisstraf van 3 jaar of een geldboete van € 81.000,00 boven het hoofd!
De vraag is of de soep nu echt zo heet gegeten wordt.
Het moet gaan om ruimten waarvan de verhuurder weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat deze bestemd zijn tot het plegen van een strafbaar feit. Het moet dus uit de omstandigheden van het geval blijken dat de verhuurder het wist of kon weten.
Een verhuurder die geen kwaad in de zin heeft, is niet de strafbare persoon waarop de wetgever hier het oog heeft, ook al is hij onoplettend geweest.
Bij de parlementaire behandeling van het artikel heeft de minister ook gezegd dat het moet gaan om ‘bewuste schuld’, dat wil zeggen een zeer zware vorm van schuld die tegen opzet aanhangt. Het gaat erom dat een weldenkend mens het handelen achterwege dient te laten omdat duidelijk was dat hij hennepteelt zou faciliteren.
Gewone onoplettendheid of onachtzaamheid zijn niet strafbaar aldus de minister.
Dat gaat dus veel verder dan het simpelweg verhuren van een ruimte.
Naar mijn mening vloeit uit het nieuwe geen bijzondere zorgplicht of onderzoeksplicht voor de verhuurder voort. Wel wordt met de wet beoogd dat verhuurders kritischer worden en niet uit winstbejag hun ogen sluiten voor potentiële misstanden.
Moraal van het verhaal: verhuurders hoeven niet wakker te liggen van artikel 11a van de Opiumwet. Wel is het voor een verhuurder altijd aan te raden om zich niet in te laten met mensen waarvan hij vermoedt dat deze hennep telen en de ruimte daarvoor gaan gebruiken. Schrijf geen huurcontract op de achterkant van een sigarendoos maar maak gebruik van ROZ-modellen waarin hennepteelt standaard wordt verboden. Het is ook geen slecht idee om geregeld de ruimte te bezoeken of op gezette tijden inspecties te houden. Kortom: weet wat je verhuurt EN aan wie je verhuurt.
Aangezien het hier gaat om relatief nieuwe wetgeving zijn er, zover mij bekend, geen uitspraken beschikbaar waarin verhuurder strafbaar is gesteld. De toekomst zal uitwijzen of het zover komt. Ongetwijfeld: wordt vervolgd!
Diederik Briedé