Kan het betalen van partneralimentatie worden voorkomen?
Nadat een huwelijk is gestrand, vindt de alimentatieplichtige het dikwijls onrechtvaardig als hij/zij alimentatie moet betalen voor de ex-partner. Vaak wordt daarom de vraag voorgelegd of de te betalen partneralimentatie op nihil kan worden gesteld of op zijn minst kan worden verlaagd. Uit recente uitspraken blijkt dat van de alimentatiegerechtigde ook wat verwacht mag worden; deze mag niet simpelweg achterover gaan leunen en gaan genieten van de partneralimentatie.
Op 2 november 2017 heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden geoordeeld dat een ieder in beginsel in de kosten van zijn eigen levensonderhoud dient te voorzien. Het Hof overwoog in die zaak, waarin de vrouw had verzocht om vaststelling van een bijdrage aan partneralimentatie ten laste van de man, dat beoordeeld dient te worden in hoeverre de vrouw behoefte heeft aan een bijdrage van de man in de kosten van haar levensonderhoud (ook wel behoeftigheid genoemd). Van behoeftigheid is volgens het Hof pas sprake als de vrouw onvoldoende inkomsten heeft en deze in redelijkheid ook niet kan verwerven.
De man stelde zich in die zaak op het standpunt dat de vrouw onvoldoende had aangetoond dat zij in redelijkheid niet voldoende inkomsten kon verwerven om in haar eigen levensonderhoud te voorzien. Zo had zij slechts drie sollicitatiebrieven overgelegd. De kinderen van partijen waren al meerderjarig. De man was dan ook van mening dat de vrouw zich onvoldoende had ingespannen dan wel inspant om in de kosten van haar eigen levensonderhoud te kunnen voorzien en dat om die reden haar verzoek om partneralimentatie diende te worden afgewezen. Weliswaar had de vrouw ter zitting verklaard dat zij naast haar bestaande parttime dienstbetrekking slechts in staat was om op dinsdag en vrijdag elders te werken, omdat zij haar vaste dienstbetrekking niet wilde opgeven, maar het Hof was van oordeel dat de vrouw – in het licht van de stellingen van de man – geenszins had aangetoond dat zij zich (voldoende) had ingespannen om op die dagen werk elders te vinden, hetgeen wel van haar verwacht mocht worden. Noch de duur van het huwelijk, noch de door de vrouw genoemde omstandigheid dat het mede vanwege haar leeftijd zeer moeilijk was om werk te vinden, leidde tot een ander oordeel. Het Hof wees haar verzoek om vaststelling van een bijdrage aan partneralimentatie daarom af.
Overigens kan ook de aanwezigheid van (privé)vermogen reden zijn om geen partneralimentatie vast te stellen, zo is de conclusie uit een recente uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden d.d. 18 januari 2018. Het Hof oordeelde in die zaak dat van de man (in deze zaak was hij de alimentatiegerechtigde) kon worden verlangd dat hij inteert op zijn vermogen om zelf in zijn aanvullende behoefte te voorzien, gelet op het vermogen dat hij had en het uitgangspunt dat echtgenoten na scheiding zoveel mogelijk in hun eigen levensonderhoud dienen te voorzien. Het Hof wees daarom ook zijn verzoek om vaststelling van een bijdrage aan partneralimentatie, te betalen door de vrouw, af.
Met andere woorden, solliciteert de alimentatiegerechtigde onvoldoende of heeft de alimentatiegerechtigde privévermogen waarmee in het eigen levensonderhoud kan worden voorzien, dan kan een verzoek om partneralimentatie worden afgewezen of door de alimentatieplichtige worden verzocht om de te betalen partneralimentatie op nihil te stellen.
mr. Laura Cassese, advocaat te Almelo