Verjaring van dwangsom tijdens faillissement
Het komt geregeld voor dat een partij de rechter vraagt een andere partij een verbod op te leggen op straffe van een dwangsom. Denk bijvoorbeeld aan een contact- en straatverbod. Of een verbod op onderhuur in een huurcontract. Houdt iemand zich niet aan het verbod dan moet deze de ander de dwangsom betalen. Een eenmaal verbeurde dwangsom verjaart na 6 maanden. Er gaat een nieuwe termijn lopen als de verjaring op tijd wordt gestuit. Maar is sprake van verjaring van een dwangsom tijdens een faillissement?
De dwangsom in het faillissement
Maar in tijdens een faillissement is dat anders. Als iemand failliet is en vervolgens een verbod overtreedt, zegt de wet, in artikel 611e lid 1 RV, dat tijdens faillissement dwangsommen niet verbeuren. Ook de verjaring is opgeschort. De enige uitzondering staat in lid 2 namelijk als het gaat om dwangsommen die voor de datum van het faillissement al zijn verbeurd. Daarop kan de eisende partij aanspraak blijven maken. Ook al is de overtreder failliet.
In een recente uitspraak oordeelt het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden opvallend genoeg anders. Er kan toch spraken zijn van een verjaring van een dwangsom tijdens faillissement. Dat is, volgens het hof, het geval als het gaat om een persoonlijke verplichting. Als iemand die overtreedt kan hij een dwangsom verbeuren. Echter, als de eisende partij de verjaring niet heeft gestuit, gaat de aanspraak op de dwangsom verloren. Ook al is sprake van een faillissement. De uitspraak lijkt dus in strijd met de wettelijke hoofdregel dat dwangsommen tijdens faillissement niet verbeuren en geen sprake kan zijn van verjaring. De vraag is of deze uitspraak navolging krijgt.
Hoe dan ook: voor de eisende partij is het altijd van groot belang om de verjaring van een verbeurde dwangsom te stuiten, ook in een eventueel faillissement of schuldsanering. Daartoe moet een aangetekende brief worden gestuurd naar de overtreder waarin de aanspraak op de dwangsom wordt voorbehouden.